In de afgelopen 10 jaar is het risico dat iemand in Nederland te maken krijgt met armoede of sociale uitsluiting gestegen. In 2008 ging het om 14,9 procent van alle Nederlanders, maar vorig jaar was dat 17 procent. Dit blijkt uit cijfers van Europees statistiekbureau Eurostat.

Het betekent dat meer dan 2,8 miljoen Nederlanders in armoedige omstandigheden leven. Het onderzoek bracht in kaart hoeveel mensen in de gevarenzone zitten om in armoede te vervallen, omdat ze een te laag (besteedbaar) inkomen hebben of te weinig werk. Nederlanders scoren vooral matig op het aantal mensen dat geen of weinig werk heeft: Eurostat rekent iedereen die minder dan 20 procent van zijn totale arbeidspotentieel in uren benut onder die noemer, waarbij van de Nederlanders 9,5 procent niet aan die norm komt. Dat is zelfs iets meer dan het Europese gemiddelde van 9,3 procent.

Onder het gemiddelde

Nederland zit over het algemeen wel ruim 5 procentpunt onder het gemiddelde in de EU. Alleen in Tsjechië, Finland en Slowakije is de kans op armoede kleiner. Het risico is het grootst in Bulgarije, Roemenië en Griekenland. De kans op armoede in de EU neemt af sinds 2012, toen bijna een kwart van de bevolking risico liep. Vorig jaar ging het om bijna 113 miljoen Europeanen.

Armoededrempel

Voor alle lidstaten wordt een verschillende armoededrempel gehanteerd, afhankelijk van de levensstandaard. Voor alleenstaanden in Nederland lag die drempel vorig jaar op ruim 14.000 euro netto per jaar, en voor een stel met twee kinderen op bijna 30.000 euro. Eurostat geeft niet aan wat de oorzaken van de stijging zijn.

Andere artikelen