Tijdens Prinsjesdag op 19 september is bekend gemaakt wie er volgend jaar volgens de kabinetsplannen financieel het meest op vooruit gaan en wie het minst. Gemiddeld genomen gaan werkenden er volgend jaar het meest op vooruit en mensen met een uitkering het minst.

Koopkracht

Gemiddeld stijgt de koopkracht van Nederlanders volgend jaar met 0,6 procent, zo meldt Nu.nl. Dit geldt voor zo’n 82 procent van alle huishoudens. Voor de rest blijft de koopkracht gelijk of is er sprake van een daling. Voor werkenden wordt de grootste stijging verwacht: voor deze groep gaat het om een koopkrachtstijging van 0,7 procent. Zo’n 87 procent van de werkenden ziet in 2018 een verbetering tegemoet. Uitkeringsgerechtigden gaan er met een stijging van 0,3 procent het minst op vooruit. Van deze groep krijgt waarschijnlijk 78 procent volgend jaar met een verbetering te maken. Gepensioneerden kunnen een koopkrachtstijging van 0,6 procent verwachten. Ruim driekwart van de gepensioneerden gaat erop vooruit. Verder blijkt een kwart van de ouderen met een hoger aanvullend pensioen erop achteruit te gaan. Dit komt mede doordat pensioenfondsen de aanvullende pensioenen nauwelijks verhogen.

Per inkomensgroep

Huishoudens met een inkomen boven 500 procent van het wettelijk minimumloon, zien hun koopkracht met 1 procent toenemen. De groep met een inkomen tussen 350 en 500 procent van het minimumloon, kan een plus van 0,8 procent verwachten. Huishoudens met een inkomen onder 175 procent van het wettelijk minimumloon, gaan er in 2018 waarschijnlijk met 0,6 procent op vooruit. Het wettelijk minimumloon was in de tweede helft van dit jaar 1.565,40 euro per maand. De nieuwe bedragen zijn nog niet bekendgemaakt.

Andere artikelen